الجزء الاول : امتحان مع حلول في تكوين جمل في اللغة الهولندية
الجزء الاول امتحان مع حلول في تكوين جمل في اللغة الهولندية

موقع Nederlands Leren متخصص لتعليم اللغة الهولندية لشباب والأطفال وايضا للمبتدئين والمستوى المتقدم ،حيث يقدم موقع تعليم الهولندية بكل بساطة لسهول التعليم اللغة حيث يهتم بدروس صوتية – نصية – مصورة – جمل مفيدة – قواعد – أفعال – مفردات الأسماء – النفي – الأمر – الأفعال – الأفعال المساعدة – الضمائر – العطف – الظروف – العكوس – الصفات – تصاريف الأفعال –
قصص مترجمة – أغاني مترجمة وغير من الدورس وسيتم نشر دروس جديدة وحصرية على موقع تعلم اللغة الهولندية Nederlands Leren

الجزء الاول : امتحان مع حلول في تكوين جمل في اللغة الهولندية

(1) Oefening een Maak zinnen.

1) voor – zaken – zij – hier – is .
2) u – op welk nummer – woont ?
3) heet – zijn secretaresse – Samira .
4) je – heet – hoe ?
5) in Amsterdam – je – ben – ?
6) een kopje koffie drinken – we – zullen -?
7) ik – hier – ben .
8) zij – vandaag – naar – Rotterdam – gaat .
9) we – laten – uitnodigen – hem .
10) u – 38 jaar – oud – bent .
11) naar Utrecht – ik –zal – gaan .
12) hij – Samir – is .
13) waar – je – kom – vandaan – ?
14) mijn zus – daar – is .
15) ik – kom – Marokko – uit .
16) kom – uit – Engeland – jij ?
17) het – acht – uur – is .
18) jullie – altijd – goed – zijn .
19) ik – de deur – open .
20) hoe – het – gaat – jou – met-?
21) gaat – goed – het – met mij .
22) het weer – slecht – is .
23) hij – erg – lang – is .
24) vandaag – ik – eet – kaas .
25) wil – graag – ik – aardappelen – twee kilo .
26) hoe – en – uw vriend – heet -?
27) zijn – allebei – goed – ze .
28) we – hier – eten – kunnen -?
29) iets – je –drinken – wil -?
30) doen – we – dat – zullen .

                                                      Oplossingen /حُـــلُـــول

  1. Zij is hier voor zaken .
  2. Op welk nummer woont u?
  3. Zijn secretaresse heet Samira .
  4. Hoe heet je ?
  5. Ben je in Amsterdam?
  6. Zullen we een kopje koffie drinken?
  7. Ik ben hier .
  8. Zij gaat vandaag naar Rotterdam .
  9. Laten we hem uitnodigen .
  10. U bent 38 jaar oud.
  11. Ik zal naar Utrecht gaan.
  12. Hij is Samir .
  13. Waar kom je vandaan ?
  14. Mijn zus is daar.
  15. Ik kom uit Marokko.
  16. Kom jij uit Engeland?
  17. Het is acht uur .
  18. Jullie zijn altijd goed.
  19. Ik open de deur.
  20. Hoe gaat het met jou?
  21. Met mij gaat het goed.
  22. Het weer is slecht.
  23. Hij is erg lang.
  24. Vandaag eet ik kaas.
  25. Ik will graag twee kilo aardappelen.
  26. En hoe heet uw vriend?
  27. Ze zijn allebei goed.
  28. Kunnen we hier eten ?
  29. Wil je iets drinken?
  30. We zullen dat doen.