Nederlandse woorden gebruikt in de apotheek
Woorden over geneeskunde bij het leren van Nederlands

apotheek

de apotheker

het geneesmiddel

het voorschrift

de buikpijn

de hoofdpijn

de huiduitslag

de keelpijn

de tandpijn

de verkoudheid

de koorts

de rugpijn

de oorpijn

de spierpijn

de wond

de wonde

de koortsthermometer

de druppel

de eetlepel

de fles

de siroop

de tube

de zalf

de neusdruppels

de vitamine

de capsule

de pil – het

de tablet

de pleister